Onlangs werd mij door een duivenmelker een dode en een zieke duif aangeboden. De brave man vermoedde dat het om paratyfus ging, en of ik er iets wou aan doen.
Natuurlijk wou ik dit, en al verwacht men van ons soms mirakels, voor die dode duif was hij echt te laat! Het was een duivin en zag er op het eerste gezicht normaal uit. Niet mager. Niet meteen het type duif die sterft aan paratyfus.
Gezien die dode duif wel even kon wachten, bekeek ik eerst het zieke exemplaar. Het was ook een duivin. Ze was fel vermagerd, en had verlammingsverschijnselen aan een poot waardoor ze mankte. In de mand lag wat slijmerige groene mest. Dit leek mogelijks wel een duif met paratyfus. Uit het mestmonster bleek al gauw dat er geen wormen of coccidiose in het spel waren. Ik nam een druppeltje bloed van de duif om een snelle agglutinatietest uit te voeren.
In die test vermengen we een druppeltje serum (bloed ontdaan van de bloedcellen door centrifugeren) van de duif met een druppeltje antigeen (zeg maar paratyfuskiemen). Indien de duif contact had (zeg maar besmet is) met paratyfus gaat dit mengseltje uitvlokken. Zo hebben we op vijf minuten een redelijk betrouwbare diagnose. Niet slechter dan kweek van de paratyfuskiemen, wat veel tijd vraagt en ook niet altijd betrouwbaar is. Geen vlokjes te zien, dus vermoedelijk geen paratyfus! De man kon het niet geloven, en probeerde me met argumenten te overtuigen dat het wel degelijk om paratyfose moest gaan. Vorig jaar had hij hetzelfde meegemaakt, en de buurman die het blijkbaar niet had “van horen zeggen”, stelde gisteren al de diagnose zonder veel show met bloed of mest. Geef dus maar gauw een paratyfuskuurtje mee naar huis, en dan komt het wel goed…
Als er nu iets is waar ik niet goed van kan worden, dan is het van zulke buurmannen.
Wanneer we het met de levenden niet kunnen redden, pakken we de doden aan dacht ik. De dode duif was goed gespierd. Ze was plots gestorven. Tevoren niets aan gemerkt. Uitvliegen deed ze ook al niet, dus van een vergiftiging kon geen sprake zijn. Ik ontdeed de duif van het vel. Aan de borstspieren zag ik al genoeg. Ik hoefde ze niet verder open te maken! De borstspier vertoonde ontkleurde vlekken. De dieprode kleur van de spier leek bij die duif gemarmerd. De diagnose was meteen gesteld: Streptococcen!!
Streptococcen komen bij ongeveer de helft van de duiven voor in de darm zonder enige ziektetekens. Zolang deze bacteriën daar blijven is er ook niets aan de hand. De kat komt maar op de koord als de darm beschadigingen gaat vertonen door coccidiose, wormen of andere darmbacteriën zoals bijvoorbeeld coli. De streptococcen komen dan in het bloed terecht. Ze kunnen dan andere organen aantasten met een heel gevarieerd gamma aan klachten tot gevolg. Slappe mest (aantasting van de nieren), slijmerige mest en gebrek aan eetlust (aantasting van de darmwand ), ontstoken pezen en gewrichten (manken of niet kunnen vliegen), witte vlekken in de spieren (spierontsteking), plotse sterfte (door aantasting van de hartspier of een combinatie van al het voorgaande).
Omdat deze streptococcen (Streptococcus Gallolyticus of Bovis) ook bij gezonde duiven voorkomen is het moeilijk om een diagnose te stellen op een levende duif. Met de mest of bloed kan men dan niets aanvangen. Gelukkig had die man dus ook een dode duif bij!
Om streptococcenbesmetting te voorkomen is het dus belangrijk te zorgen dat deze kiemen in de darm blijven. Dit wil zeggen een goede preventie tegen wormen en coccidiose. Coli of paratyfus kunnen dus ook een rol spelen. Goede hygiëne, al dan niet met roosters of een zeer droge bedding is dus de boodschap.
Ik gaf de man een kuurtje mee met amoxicilline. Een week zou moeten volstaan.
O ja, wat was het beroep van de buurman? Een schilder? Doe hem de groeten, en laat hem voortaan maar in zijn eigen potjes roeren